Gisteren zag ik je bij de boom.
De wind waaide een zachte bries.
In dekverte hoorde je geloei.
De bloemen wiegden mee op de melodie van de zomer.
Je ogen helderblauw als de lucht.
Mijn hand streelde zachtjes langs de jouwe/
Een fietser reed voorbij en jij trok weg.
De zomer smolt over in de herfst.
Net zoals de takken voelt mijn hart leeg.
De winter vult langzaam aan alles met kilte.
Maar de warme gloed van onze zomer.
Die zal altijd schijnen in je hart.